
De lucht die zich dicht bij de grond bevindt is warmer dan de lucht hogerop. Warme lucht is lichter dan koude licht, en stijgt daarom op. Er ontstaat dan een sterke opwaartse stroming van vochtige, warme lucht. Als de warme lucht is opgestegen tot een hoogte wel 10 kilometer koelt de lucht snel af doordat de lucht in de omgeving veel kouder is. Daarbij ontstaan weer waterdruppels, en kleine ijsdeeltjes. De ijsdeeltjes worden groter en groeien uit tot hagelstenen. Deze hagelstenen zijn negatief geladen en zijn zo zwaar dat ze aan de onderkant van de wolk komen te zitten. De sterke negatieve lading van de onderkant van de wolk stoot (net als bij magneten) de negatieve deeltjes in het aardoppervlak af, die daardoor dieper in de bodem afdalen. De bovenste laag van de aarde wordt hierdoor positief geladen. Nu is dus de volgende situatie ontstaan:
Kleine, positief geladen ijssplinters aan de bovenkant van een wolk.
Grote, negatief geladen hagelstenen aan de onderkant van een wolk.
De aarde daaronder, die in verhouding tot de onderkant van de wolk positief geladen is.
De positieve en negatieve ladingen elkaar proberen te neutraliseren, waardoor er een bliksemflits ontstaat. Die je kunt zien en horen. De lucht knalt uit elkaar en geeft licht af, en dat is het licht dat wij de bliksemflits noemen. Het geluid dat tegelijkertijd ontstaat is de donder.